Waargebeurd: In groep 6 begon ik met XTC

Cindy (28) vertelt haar verhaal.

Cindy (28): “Kinderen die opgroeien in armoede. Met ouders die zelf snuiven en spuiten, in een liefdeloos flatje. Daar verwacht je misschien van dat je ze op een dag zelf ook high in een portiek ziet liggen. Maar ik? Ik kom uit een keurig gezin, met hardwerkende ouders die elke familieverjaardag uitbundig vieren en waar niet wordt gerookt en nauwelijks gedronken.

Maar soms kun je toch afglijden, zoals mij overkwam. Op mijn negende was ik al ongesteld, met heupen en borsten die niet pasten bij een kind. Elke schooldag opnieuw werd ik gepest, maar thuis speelde ik mooi weer. Mijn ouders waren druk met hun eigen winkels en ik wilde ze niet extra belasten. De enige die me begreep, was mijn opa. Bij hem voelde ik me zo speciaal. Zijn grapjes deden me alles vergeten. Geduldig legde hij me nieuwe sommen uit, zonder me het gevoel te geven dat ik dom was. Hij noemde me schoonheid– geen jongen mag dat ooit tegen mij zeggen, nog steeds niet. Vlak na mijn tiende verjaardag overleed hij aan een hartstilstand. Ik zie nog voor me hoe mijn moeder op de grond zakte toen mijn oom het kwam vertellen.

Na de begrafenis deed iedereen alsof alles normaal was, maar dat was het niet. Hallo, mijn opa was dood! Maar no way dat er over dit verdriet werd gepraat, want dat deden we thuis niet. Ik heb het achteraf vaak gedacht. Als we in ons gezin hadden leren zeggen wat ons bezighield, ook de moeilijke dingen die je eigenlijk wilt wegstoppen, dan was dit allemaal niet gebeurd. Maar zij zwegen, dus ik zweeg.

Eerste jointje
Op een dag kwam Jelle, een jongen uit groep 8, naast me zitten. ‘Je bent zo mooi’, fluisterde hij. Ik durfde het haast niet te geloven. Was er echt zomaar iemand die mij zag staan? Een jongen van dertien? Na een paar minuten gaf ik me over aan zijn lieve woordjes. Hij gaf me precies de aandacht waarnaar
ik op zoek was.

“Met xtc-pilletjes begon ik in groep 6”

Jelle werd mijn vriendje. Achter de gymzaal bood hij me mijn eerste sigaretje aan. ‘Gewoon even doorzetten,’ zei hij, ‘het wordt vanzelf lekker.’ Ik vond het spannend en wat konden mijn ouders me maken? Ze snapten toch niets van me. Vlak voor de zomervakantie haalde Jelle een joint uit zijn zak. ‘Neem een trekje en zeg dan ‘M’n moeder!’ Dan gaat de rook over je longen.’ Ik stikte bijna van de rook en het lachen. Voor het eerst in lange tijd had ik geen verdriet meer. Niet om mijn opa, niet om het pesten op school. Het was alsof mijn emoties op nul waren gezet. Ik voelde alleen nog maar plezier in mijn hoofd. Eenmaal thuis rende ik meteen naar boven om mijn tanden te poetsen en deodorant op te spuiten. Ondertussen dacht ik alleen maar: morgen wil ik dit weer.

Met xtc-pilletjes begon ik in groep 6. Na school gingen we met een groepje jongens uit de buurt bankhangen bij een man van dertig, die in een lsd-trip was blijven hangen. Na zo’n ‘snoepie’ voelde ik me Superwoman. De wereld was mooi en iedereen was lief. Op een middag haalde een van de jongens uit zijn zak een goudbruin potje tevoorschijn gevuld met wit poeder. Met een lepeltje schepte hij bij iedereen wat cocaïne op de hand. Ook bij mij. Het kwam niet in me op om te weigeren; ik wilde net zo stoer zijn als de rest. Onder- tussen begon ik ook aan sex. Eerst met Jelle, vanaf mijn elfde met Carlo, mijn nieuwe vriendje.

Soms wenste ik dat mijn moeder mijn dubbelleven uit me zou trekken. Dan vertelde ik haar dat een meisje uit de buurt met een jongen naar bed was geweest. Dat een jongen uit groep 8 blowde. ‘Wat een domme kinderen’, verzuchtte ze. ‘Ik ben zo blij dat jij dat niet doet.’ De hoop dat ik haar ooit in vertrouwen kon nemen, was meteen weg. Ik hield mijn lippen stijf op elkaar.

Zwijgen over gevoelens
De koningin van het verbergen werd ik. Door mijn vrienden liet ik briefjes schrijven dat ik naar de dokter moest, zodat ik school kon overslaan. Aan mijn ouders vroeg ik geld voor de snackbar en het zwembad en dat kreeg ik meteen. Ze vonden het fijn dat ik buiten speelde en vrolijk was, zolang ik maar voor zes uur thuis was. En ’s avonds dan was ik het lieve dochtertje en ging ik braaf met de barbies spelen. Ik werd steeds gewiekster.

Mijn moeder merkte dat er iets niet klopte toen ze mijn zwemtas doorzocht en droge kleren zag. Ik was vergeten mijn bikini nat te maken… Zij dacht dat ik sigaretten rookte, maar in werkelijkheid was ik toen al vier jaar aan de drugs. Maar voordat ze daarachter kwam, zou er nog iets gebeuren wat me tot op de dag van vandaag achtervolgt.

“We snoven cocaïne en ze stelden voor om strippoker te doen”

Verkracht
Op een middag, ik was veertien, nodigde Carlo me uit om te komen chillen bij hem thuis. Er zaten nog twee jongens, van een jaar of negentien. We snoven cocaïne en ze stelden voor om strippoker te doen. Mijn handen werden koud, instinctief draaide ik mijn hoofd naar de deur. Uiteindelijk hebben ze me alle drie verkracht, als laatste mijn eigen vriend. Thuis heb ik urenlang onder de douche gestaan, al mijn kleding gewassen, tot mijn moeder me vroeg: ‘Je bent toch niet verkracht of zo?’ Ineens kon ik niet meer liegen. Ik stortte volledig in. Eindelijk vertelde ik haar wat me was overkomen, over de verkrachting en dat ik al vier jaar lang een junk was. Mijn moeder huilde net zo hard als ik. ‘Het is mijn schuld’, snikte ze. ‘Ik had thuis moeten blijven, ik had je niet naar buiten mogen laten gaan.’ Ze hield me zo stevig vast dat ik haast stikte.

Therapie
We hebben aangifte gedaan, maar we hadden geen bewijs – dat had ik van me afgespoeld. Laat de zaak vallen, adviseerde de politie, want in de rechtszaal ga je het tegen drie mannen niet winnen. Om me te helpen stuurden mijn ouders me naar een speciale therapie voor drugsverslaafden van Scientology. Ik moest rondjes rennen tot mijn hoofd vuurrood werd; daarna stopten ze me in een hete sauna om te ontgiften. Vreselijk vond ik het er, gelukkig haalden mijn ouders me daar snel weg. Maar eenmaal thuis hield ik het niet uit. Mijn ouders wilden hun beschermde opvoeding doorzetten, maar gingen voorbij aan het feit dat ik al een straatopvoeding had gehad. Praten deden we na die ene keer niet meer. We vielen terug in het vertrouwde patroon van zwijgen over wat je echt voelde.

“Vroeger wilde ik trouwen met een boer, maar wat ben ik nu? Een vieze hoer. Ik hou me eigen altijd groot, maar het liefst wil ik dood”

Jeugdgevangenis
Ik liep weg zodat ik weer kon gebruiken. Ik was namelijk gaan geloven dat de mensen die echt om me gaven degenen waren die me drugs aanboden.
Ten einde raad schakelden mijn ouders de kinderbescherming in, maar er bleek geen plek bij de jeugdopvang. Er werd besloten dat ik naar de jeugdgevangenis moest, uit zelfbescherming. Drie dingen mocht ik meenemen. Ik koos voor mijn oogpotlood, een dagboek en een pen. Ik schreef en ik schreef, de ene hulpkreet na de andere. ‘Vroeger wilde ik trouwen met een boer, maar wat ben ik nu? Een vieze hoer. Ik hou me eigen altijd groot, maar het liefst wil ik dood.’

In verkeerde handen
De gevangenis was wel de laatste plek waar ik in mijn toestand naartoe had moeten gaan. Ik zat er tussen meisjes die overvallen hadden gepleegd en mensen hadden neergestoken. Er zijn daar verschrikkelijke dingen gebeurd. Overdag kregen we begeleiding, maar ’s nachts hoorde ik meisjes uit de cellen naast me gillen. Wat er met hen gebeurde, merkte ik uiteindelijk ook zelf. Een bewaker maakte mijn cel open en kwam naar binnen. Die nacht ben ik door hem verkracht. We praatten er niet over, niet met elkaar en niet met anderen, uit schaamte en angst. Straks geloofden ze je niet en zat je nog langer vast.

De eerste weken dat ik weer thuis mocht wonen, voelden als een nieuw begin. Maar langzaam zakte het gevoel van euforie weg. In mijn hart was ik nog steeds verslaafd. Ik wilde joints, drugs, vrienden die me snapten. Ik wilde mijn verkrachting vergeten en liep weer weg. Pas nu besef ik wat ik mijn ouders al die jaren heb aangedaan. Ze wilden me zo graag tegen mezelf beschermen, maar ze wisten niet hoe. Hoe konden ze ook? Al hun regels zag ik als verraad.

Uiteindelijk stuurden mijn ouders me naar mijn tante, die me wat strenger aanpakte. Een tijdje ging dat goed, tot ik een man leerde kennen. We scheelden dertig jaar, maar ik was verblind door liefde. Hij basete, wat betekent dat hij cocaïne rookte door een pijpje. Dat kende ik nog niet en wéér trapte ik in de
val van de verkeerde verleiding. Basers leven voor de drugs. Je doet alles zolang je het maar krijgt. Vrienden van hem liet ik over me heen gaan, want van dat geld konden we weer gebruiken. Als ik het niet wilde, werd ik door mijn loverboy in elkaar geslagen.

“De mensen die mij zouden moeten beschermen uit naam der wet, die hebben dat niet gedaan”

Zelfs politie beschermde mij niet
Bij mijn tante kwam ik niet meer. Ik trok in bij mijn nieuwe vriend, tot mijn moeder me had opgespoord en me kwam halen. Eenmaal thuis liep ik weer weg en ik kwam in een andere jeugdinstelling terecht. Maar de littekens zaten al zo diep dat geen enkele hulp me echt bereikte. Maandenlang gedroeg ik me voorbeeldig, maar op de dag dat ik op onbegeleid verlof mocht, liep ik weg. Het was een patroon geworden dat mijn leven zou gaan beheersen. Hulp, vluchten, hulp, vluchten. En altijd in de verkeerde handen. Was het niet een ‘vaste vriend’, dan waren het dealers en andere loverboys. Maar ik ben ook weleens op Utrecht Centraal opgepikt door een agent in burger. Hij nam me mee naar zijn huis en gaf me drugs. Dat heeft me denk ik nog het meeste verbaasd, want wie bewaakt de bewakers? De mensen die mij zouden moeten beschermen uit naam der wet, die hebben dat niet gedaan.

Cold turkey, klaar ermee
Vanaf mijn achttiende was ik eindelijk vrij. Jarenlang woonde ik overal en nergens, ik verhuurde mijn lichaam voor geld en gebruikte vijf dagen per week dag en nacht. Als ik knock-out ging, sleepte ik mezelf naar het huis van mijn ouders die me wasten en warm eten gaven. Ze waren blij als ze me zagen, want dat betekende dat hun dochter nog leefde – de dokter had namelijk gezegd dat ik de 25 niet zou halen.

Op een dag, ik was 26, zat ik op een bankje bij ons huis toen Annemarie, een buurvrouw, langs liep met haar witte herdershonden. Haar moeder was net overleden, vertelde ze verdrietig. En ik, die altijd zweeg, vertelde over de dood van mijn opa alsof het gisteren was. We hadden het ook over boeken en ik zei dat ik het boek van Christiane F. over haar leven als jonge drugsverslaafde zo mooi vond. Dat ik zelf had geprobeerd te schrijven, maar dat het niet lukte. ‘Misschien is het fijn als ik je help?’ bood ze aan. Bij haar aan de eettafel gooide ik een paar dagen later alles eruit. Nog nooit eerder had ik dat gedaan, maar ze voelde zo vertrouwd. En ik wist dat zij niet in een positie zat om mij op te laten sluiten. Vanaf dat moment heb ik nooit meer gebruikt.

Afkickverschijnselen
Hoe kan het, hè? Stoppen van de een op andere dag? Wist ik het maar. Natuurlijk kreeg ik enorme afkickverschijnselen. Ik werd gek. Rillingen, warm-koud. Maar het lukte, ik had weer een doel: als dit boek er komt, kan ik er misschien andere mensen mee helpen. Inmiddels ben ik 28 en al anderhalf jaar clean. Het boek is af. Mijn moeder heeft het niet gelezen, dat vindt ze nog te moeilijk, maar mijn vader wel. Nadat hij het uit had, stond hij op en nam hij me in zijn armen. Doordat ik ben gaan praten, hebben we met elkaar leren praten. Dat voelde soms hard en akelig, maar het is het beste wat ons als gezin kon overkomen. Dat je bij degenen van wie je houdt je echte zelf kunt laten zien.”

Het hele verhaal van Cindy lees je in Vluchten naar de hel door Annemarie de Leng en Cindy La-Grouw, € 19,95 (uitgeverij Paris Books).

Lees ook: In vertrouwen: ‘Mijn zusje is een zwerver’

Tekst: Jonna Ter Veer l Beeld: iStock

Laatste nieuws