In vertrouwen: ‘Mijn ouders zijn zwakbegaafd’

Isabelle is grootgebracht door mensen die niet eens in staat waren goed voor zichzelf te zorgen – laat staan voor haar.

Isabelle (37) is grootgebracht door mensen die niet eens in staat waren goed voor zichzelf te zorgen – laat staan voor haar.

Zwakbegaafd

“Ik ben opgegroeid in een klein dorp, in een wijk met allemaal dezelfde woningen. Lang heb ik gedacht dat er zich achter die voordeuren dezelfde soort levens afspeelden, maar niks is minder waar. Mijn ouders zijn zwakbegaafd, waardoor mijn jeugd totaal anders was dan die van de kinderen uit de buurt en van mijn klasgenootjes. Zwakbegaafdheid houdt in dat je een IQ hebt van tussen 70 en 85, en dat je denkt, doet en reageert als een kind. Totaal niet bezig met de toekomst of met de manier waarop jouw handelen daarop van invloed is. Tenminste, zo is dat bij mijn ouders. Je kunt zeggen dat ik ben grootgebracht door mensen die zelf kind waren, met alle gevolgen van dien. Mijn vader heeft bij zijn geboorte zuurstoftekort gehad. Voor mijn oma was hij het zorgenkindje dat ze in de watten legde en nog kleiner maakte dan hij was. Dat hij vreselijke woedeaanvallen kon hebben, daar haalde de hele familie de schouders over op. Zo was hij gewoon. Mijn moeder is haar hele leven weggezet als ‘nou eenmaal niet de slimste’. Ze komt uit een boerengezin van zestien kinderen. Vind je het gek dat er dan een ‘mindere appel’ tussen zit? Ze kon niet meekomen op school, leerde niet fietsen en werd dikwijls uitgelachen. Tot haar veertigste bleef ze bij haar ouders wonen, toen leerde ze mijn vader kennen en raakte ze al snel in verwachting. Niemand had het zien aankomen. Familieleden hebben me later verteld dat mijn oma die zwangerschap vreselijk vond, maar dat het al te laat was voor een abortus. De eerste jaren van mijn leven was ik meer bij oma dan bij mijn ouders. Blijkbaar vertrouwde ze er niet op dat mijn ouders voor een baby konden zorgen. Ik bleef enig kind.

“Mijn moeder keek de godganse dag kettingrokend tv, tussen de stapels post, vuile vaat en stofwolken”

Gigantische troep

Wat ik me van ons huis herinner, is dat het er altijd een gigantische troep was. Stapels post, de vaat torenhoog op het aanrecht, stofwolken onder de bank en onder het bed. En mijn moeder die de godganse dag televisie keek, er zowat ‘in’ zat met haar hoofd en de ene sigaret na de andere opstak. Omdat ze dovig was, stond dat ding ook altijd heel hard. Ze keek graag naar muziekprogramma’s en zong luidkeels mee. Soms stond ze midden in de kamer te dansen, in verkleedkleren en met een microfoon. Persoonlijke hygiëne was voor mijn ouders geen vanzelfsprekendheid. Driemaal daags tandenpoetsen was hen wel ingeprent, maar douchen, haren wassen en nagels knippen niet. Op een dag werd m’n oma door de juf gebeld om het gebrek aan hygiëne te bespreken. Een moeder, die ons hielp met aan- en uitkleden voor en na de gymles, had gezien dat er een streep aangekoekte ontlasting op mijn rug zat. Om over mijn onderbroek maar niet te spreken. Jammer genoeg heeft de school er verder niks mee gedaan en is het bij die ene waarschuwing gebleven.

Contact tussen mijn moeder en mij was er amper. Ik kan me niet heugen dat ze me ooit heeft gevraagd hoe het met me was of hoe ik het had gehad op school. Mijn vader zat ook in zijn eigen wereld, die van werken, eten, slapen. Verder waren er nauwelijks regels. We aten als we honger hadden en er eten was. Altijd met een bord op schoot op de bank. We hadden wel een eettafel, maar daar stond teveel rotzooi op.

Nooit een kus

Voor mijn vader, die juist veel structuur nodig had, was samenleven met mijn moeder niet te doen. Er was vaak ruzie, vooral in de weekenden. Dan schreeuwde hij dat hij gek van haar werd, waarop zij als een ontroostbaar kind begon te huilen. Wat voor impact die ruzies op mij hadden, daar bekommerde niemand zich om. Doordeweeks ging het beter, dan had mijn vader houvast aan zijn werk. Elke morgen om zeven uur werd hij opgehaald door een gemeentewagen om plantsoenen te schoffelen. Hij vond het een wereldbaan. Nog belangrijker voelde hij zich als er in de winter gestrooid moest worden. Heel kinderlijk allemaal. Natuurlijk weet je als kind niet precies wat er met je ouders aan de hand is. Dit is wat je kent en wat je als normaal beschouwt. Totdat je ouder wordt en ziet hoe andere gezinnen met elkaar omgaan.

Moeders die hun kinderen om drie uur komen ophalen, een keertje op school komen helpen. Moeders die met hun kinderen naar de bibliotheek gaan of leuke dingen doen. Mijn moeder deed dat nooit. Als ik halverwege de middag thuiskwam, keek ze verbaasd op de klok. ‘Ben je er al?’ Ze had geen notie van tijd. Mij uitzwaaien, gedag kussen… ik kan het me oprecht niet herinneren.

“Ik schaamde me dood voor mijn moeder en nam na school nooit iemand mee naar huis”

De enige normale

School of andere instanties bemoeiden zich nooit echt met ons, omdat mijn oma had besloten dat ze ‘dit varkentje’ wel met de familie zouden wassen. Om de dag kwam ze langs om te kijken of het goed met me ging. Dan liep ze zwaar geërgerd door het huis en gaf ze mijn moeder ervan langs omdat het zo’n chaos was. Nelly, de jongste zus van mijn vader, kwam bij ons schoonmaken. Zij ging ook met me winkelen zodra de kinderbijslag er was. Ik hield veel van mijn tante en wenste vaak dat zij mijn moeder was. Toen ik ouder werd en naar de andere kant van het dorp kon fietsen, zat ik bijna elke middag bij Nelly en mijn nichtje. Gewoon even wat drinken. Thuis voelde ik me maar eenzaam, ook al was er altijd iemand. Op een dag hoorde ik mijn tante tegen haar visite zeggen dat ze er niet blij mee was dat ik altijd bij hen bivakkeerde, maar dat ze het uit medelijden toeliet. Ik was, naar haar zeggen, de enige normale uit dat gezin. Dat hakte er diep in. Ik heb de hele weg terug naar huis gehuild.

Tegen alle verwachtingen in kon ik heel goed meekomen op school. Ik was serieus en lette goed op. Omdat ik het thuis niet naar mijn zin had, regelde ik vaak dat ik na school met een vriendinnetje mee kon. Ik was stinkend jaloers op meiden uit mijn klas die wél een leuke moeder hadden. Mijn moeder had gele tanden van het roken, raar haar en ze droeg vreemde kleren. Hún moeders zagen er fris en verzorgd uit, met mooie jurken en lange haren. Sommigen hadden zelfs een baan en een auto. Mijn moeder kon niet eens fietsen en als ze liep zag dat er heel raar uit. Ik schaamde me dood en nam na school nooit iemand mee naar huis.

Mijn ouders ontgroeid

Ik was elf toen mijn moeder aan haar buik geopereerd moest worden. Om die reden kregen we thuiszorg. Hilda heette ze en ze leek een beetje op de gouvernante in The Sound of Music. Ze bracht zoveel gezelligheid. Ik wist niet wat ik meemaakte. Opeens was er iemand die met thee op me wachtte, een spelletje met me deed en aan wie ik over school kon vertellen. Iemand met wie ik op een normale manier van gedachten kon wisselen. Het was zo heerlijk! Hilda was heel handig en had op een dag 29 traktaties in elkaar geknutseld, zodat ik kon uitdelen in de klas. Ik had nog nooit getrakteerd! Ik wenste vurig dat mijn moeder nog heel lang in het ziekenhuis zou blijven.

Hoewel ik mijn moeder vreselijk vond en de woedeaanvallen van mijn vader angstaanjagend, schrok ik heel erg toen mijn tante met iemand van jeugdzorg over uithuisplaatsing begon. Ze meenden dat het beter voor mij zou zijn. Achteraf begrijp ik dat thuiszorg melding had gemaakt van hoe vies het bij ons was en hoezeer ik aan mijn lot werd overgelaten. Zowel de school als de familie kon niet anders dan dit beamen. Het bleek dat mijn ouders ook nog financiële problemen hadden en de huur niet op tijd betaalden. Uiteindelijk werd ik niet uit huis geplaatst, maar werd er intensieve begeleiding geregeld. Op zich heel fijn, maar ik begon me steeds meer te schamen omdat ik anders was dan anderen. Ik wilde normale ouders van wie je op aan kunt, die tegen je zeggen wat je wel of niet mag of kan. Geen ouders die qua denkniveau je mindere zijn. Want dat was wat er gebeurde, ik ontgroeide mijn ouders.

Zoveel gemist

In de puberteit ging het mis. Ik raakte depressief, had weinig zelfvertrouwen en kreeg driftbuien. Niemand begreep het. Ik was toch dat ‘wonderkind’ dat ondanks alles haar school goed doorliep? Gelukkig kreeg ik in die tijd psychische bijstand, waardoor ik ging inzien hoe onveilig mijn jeugd was en hoe eenzaam ik me heb gevoeld tussen twee mensen die niet in staat waren zich in mij te verplaatsen. Een jaar lang heb ik gehuild om alles wat ik heb gemist. Daarna heb ik het contact met mijn oma en tante verbroken. Ik was zo boos. Zij wisten wat er zich bij mij thuis afspeelde, maar hebben alle hulp buiten de deur gehouden, waardoor iedereen dacht dat het wel meeviel. Maar het viel niet mee. En dat had niet gehoeven als leraren, buren of familie eerder aan de bel hadden getrokken.

Na die roerige puberjaren heb ik mijn man Roel leren kennen. Samen met onze twee zoons vormen we een gelukkig gezin. Mijn vader is in 2005 plotseling gestorven. Zijn overlijden is een keerpunt geweest. Daarna besloot ik de band met mijn familie te herstellen. Ik bezoek mijn moeder nu twee keer per week. Ze woont onder begeleiding en er gaat veel langs haar heen. Met mijn tante en nichtje spreek ik ook weer regelmatig af. Dan praten we gewoon over vroeger, maar dan wel zonder allerlei verwijten van mijn kant. Het is goed zo.”

Bron: Natasja Bijl | Beeld: Danny G.

Laatste nieuws