De meest gezochte vrouw van Irak

Vian Dakhil heeft de gevaarlijkste baan van de wereld.

De meest gezochte vrouw van Irak

Vian Dakhil heeft de gevaarlijkste baan van de wereld.

Als Iraaks politica doet ze er alles aan om de Jezidi’s te beschermen tegen de terreur van IS, en daardoor staat ze nu zelf nummer 1 op hun most wanted-lijst. Marie Claire reisde met haar naar het front.

«Als IS me te pakken krijgt, word ik onmiddellijk geëxecuteerd»

De zwarte Land Cruiser met daarin Vian Dakhil (43) rijdt in hoog tempo over een snelweg in Noord-Irak. De jeugdig ogende politica drukt haar mobieltje tegen haar oor. «Kun je wat harder praten», vraagt ze omdat ze het gesprek amper kan volgen door de herrie van het chaotische verkeer. «Waar ben je precies? En hoeveel meisjes zijn er bij je?»

In het Iraakse parlement is Dakhil de enige vertegenwoordiger van de Jezidi-gemeenschap, een religieuze minderheid die IS wil uitroeien. Nadat ze de verbinding heeft verbroken, zegt ze dat de beller een tiener Jezidi-meisje was, dat momenteel wordt vastgehouden door IS. «Ze was doodsbang en fluisterde in een clandestien mobieltje», aldus Vian. «Ze vertelde dat ze samen met zo'n vijftig meisjes in trucks was geduwd en dat ze hen wilden verkopen als slaven of bruiden. ‘Vian, alsjeblieft, red ons’, huilde ze.»

Bejubeld & bedreigd Weinig mensen hadden ooit van de ongeveer 700.000 mensen tellende Jezidi-gemeenschap gehoord voordat IS hun gebied rond Mount Sinjar aanviel in augustus 2014. Duizenden mensen werden vermoord en nog eens duizenden gevangengenomen. Dakhil bracht het drama onder de aandacht van het Iraakse parlement én van Europa. Dankzij haar inspanningen is ze een heldin onder de Jezidi's, maar staat ze ook bovenaan de dodenlijst van IS. «Ik krijg waarschuwingen van de inlichtingendienst dat ik de meest gezochte vrouw van Irak ben», zei Vian eerder tegen me. «Als ze me te pakken krijgen, zullen ze me onmiddellijk executeren.»

IS, een meedogenloze groep van ongeveer 200.000 radicale soennitische moslims, zaait sinds de zomer van 2014 dood en verderf in Irak en Syrië. Zo'n 1,9 miljoen Irakezen zijn verdreven en van enige leefbaarheid voor de achterblijvers is geen sprake. Het telefoontje dat Dakhil kreeg, is niet de enige smeekbede die deze ochtend binnenkomt terwijl ze het gebied van haar kieskring doorkruist. De Verenigde Naties schatten dat tussen de 5000 en 7000 vrouwen zijn ontvoerd en worden gebruikt als ‘malak yamiin’, ofwel oorlogsbuit. De vrouwen worden veelvuldig verkracht, gemarteld en tot huwelijken gedwongen. «IS houdt slavenmarkten waar meisjes van soms nog maar net twaalf worden verkocht, en ze hebben meisjes meegenomen naar Syrië als ‘beloning’ voor hun manschappen daar», zegt Dakhil. «Zeker zeventig jonge vrouwen hebben zelfmoord gepleegd, vaak door zich op te hangen met behulp van hun hoofddoek. In deze situatie kan ik niet teveel denken aan de doodsbedreigingen die ik krijg. Ik moet er alles aan doen wat in mijn macht ligt, om een einde te maken aan deze barbaarse praktijken.»

Vrouwen zijn vogelvrij Dakhil heeft haar privételefoonnummers in omloop gebracht, zodat ontvoerde vrouwen die een mobiel hebben weten mee te smokkelen haar rechtstreeks kunnen bellen. Als ze contact met hen heeft, probeert ze hun situatie en locatie in kaart te brengen en speelt deze gegevens door aan de gewapende troepen van de regionale Irakees-Koerdische overheid, de Peshmerga, gestationeerd buiten het door IS bezette gebied. Daarnaast brengt ze een klein netwerk van ondergrondse verzetsstrijders op de hoogte, die Jezidi's in het IS territorium helpen te ontsnappen. «Het is heel frustrerend», zegt ze. «We kunnen geen actie ondernemen om alle gevangenen tegelijk te bevrijden en moeten uitgaan van wat haalbaar is.» Tot nu toe hebben ongeveer 200 Jezidi-meisjes en vrouwen kans gezien zichzelf te bevrijden en in veiligheid te brengen, op eigen kracht of met de hulp van Dakhil en anderen.

De Jezidi-gemeenschap is niet de enige bevolkingsgroep die gevaar loopt, ook christenen en sjiitische moslims worden door IS getroffen. De jihadi's hebben het extra op de Jezidi gemunt omdat ze hun Koerdische volksreligie beschouwen als duivelsaanbidding. IS beschouwt hen als ‘kuffar’, ofwel ongelovigen die moeten kiezen tussen zich bekeren tot de radicale islam of de dood. Goedopgeleide, werkende vrouwen zijn sowieso vogelvrij, van welk geloof ook, vanuit de overtuiging dat een vrouw geen rol mag hebben in het openbare leven. Uit nieuwsberichten wordt duidelijk dat in het afgelopen jaar veel vrouwelijke artsen, docenten, journalisten en advocaten zijn gedood.

Alles voor de goede zaak Het gevaar bedreigt ook Vians familie: vier van haar vijf zussen zijn artsen, de andere is apotheker. Samen met nog twee broers zijn ze, op Dakhil na, allemaal in de voetsporen van hun vader getreden: «Ik kom uit een groot gezin en we zijn close.» Vian groeide op in een welgesteld deel van Erbil. Ze koos niet voor medicijnen, maar voor Arabische Studies, de leer van de taal, literatuur, geschiedenis en cultuur van de Arabische wereld. Nadat ze haar bul had gehaald, ging ze lesgeven en daarna adviseerde ze diverse politieke partijen Jezidi-kwesties. «Ik heb me altijd sterk gemaakt voor de rechten van minderheidsgroeperingen als die van ons», zegt ze. «Meedoen aan de verkiezingen was een logische volgende stap.» In 2010 werd ze verkozen en vorig jaar herkozen voor nog eens vier jaar.

Haar functie laat weinig ruime over voor een privéleven. Dahkil, die niet getrouwd is, woont nog bij haar ouders, als ze niet voor parlementaire zaken in Bagdad zit. Tijdens de rit probeert ze zich te herinneren wanneer ze voor het laatste een vrije dag had, zonder vergaderingen en eindeloze oproepen van haar twee mobiele telefoons. «Ik weet het niet», zegt ze ten slotte. «Ik ben getrouwd met mijn werk.»

Haar toewijding heeft Dakhil de afgelopen maanden bijna het leven gekost. Toen IS-troepen Jezidi-dorpen aan de voet van Mount Sinjar bestormden, nam ze deel aan een gevaarlijke reddingsactie om een aantal van vluchtelingen te redden. «Er ontstond een hoop commotie, omdat mensen probeerden aan boord van onze helikopter te klimmen», herinnert Dakhil zich. «De helikopter raakte te zwaar beladen en crashte tegen de rotsen.» De piloot overleefde het niet en Dahil brak haar been en een paar ribben. Een tweede helikopter die haar naar het ziekenhuis moest vervoeren, werd op een haar na gemist door beschietingen van IS-strijders.

Vluchten of sterven Verhalen van Jezidi's die hebben kunnen ontsnappen aan IS maken Dakhils toewijding begrijpelijk. In Ba’adra, zo'n anderhalf uur rijden van Erbil, ontmoeten we een jonge moeder die zes dagen daarvoor is ontsnapt aan de extremisten. Nofa Esmain (19) heeft vier dagen en drie nachten door IS bezet gebied gelopen met haar zoontje Toran (1) en nog zeven andere vrouwen. «We waren er zeker van dat we zouden sterven als we niet zouden proberen te vluchten», zegt ze, gezeten op de vloer van een overvol huis waar ze is herenigd met een oom. Tijdens haar gevaarlijke tocht heeft ze amper geslapen en behalve een beetje melk voor Yoran had ze niets te eten.

Esmain werd in augustus 2014 ontvoerd door IS, samen met alle andere vrouwen onder de veertig in haar dorp Kocho, ten zuiden van Mount Sinjar. Haar vader en haar man Rezlan (25) bevonden zich onder de 400 mannen en jongens die door IS soldaten ter plekke werden vermoord. «Daarna deelden ze de vrouwen op in jong en oud», zegt ze. «Ik weet niet wat er met mijn moeder is gebeurd.»

Samen met zo'n 360 vrouwen uit Kocho werd Esmain meegenomen naar Tal Afar. «Ik werd in een huis gezet met twintig andere vrouwen en kinderen», zegt ze. «Alle huizen om ons heen zaten vol gevangen genomen Jezidi-vrouwen.» Ze kregen alleen bedorven voedsel en elke dag kwamen er IS-strijders vrouwen uitkiezen om te verkrachten of te verkopen. Esmain zegt dat ze eraan probeerde te ontkomen door zich heel stil te houden, maar dat werkte niet. «Ze deden met ons wat ze wilden en als we terugvochten sloegen ze ons met elektriciteitssnoeren of gooiden benzine in onze ogen.»

Slaven van de sharia De vrouwen in het huis waarin Esmain zat, hadden kans gezien twee mobiele telefoons binnen te smokkelen – hun enige hoop. «We verborgen ze in de poeder van de babyvoeding of begroeven ze buiten, en vroegen aan familieleden om het beltegoed op te waarderen», zegt ze. Toen hun gijzelnemers de telefoons van twee vrouwen in een ander huis ontdekten, wist ze dat ze onmiddellijk moest vluchten. «Voor straf werden ze achter een pick-up truck gebonden en door de straten gereden tot ze onder het bloed zaten. Het is een wonder dat ze het hebben overleefd.» Hoewel ze nu vrij is, ziet de Esmain geen enkele toekomst voor zichzelf: «Mijn enige doel is voor mijn zoon te zorgen, verder heb ik niets meer.»

In oktober vorig jaar publiceerde IS een artikel in hun propagandablad Dabiq waarin het seksueel misbruik van Jezidi-vrouwen werd bevestigd. ‘Onthoud dat de familieleden van kuffar tot slaven maken en hun vrouwen als concubines inlijven, een erkend aspect van sharia (Islamitische wet) is’, vermeldde het artikel. Er is ook een YouTubefilmpje opgedoken, waarin IS-strijders het over hun seksslavinnen hebben. ‘Vandaag is de seksslavenmarkt’, zegt een van hen. ‘Zo Allah het wil, krijgen we allemaal ons deel.’ Later zegt dezelfde man dat hij ‘de tanden van het meisje’ zal controleren voor hij haar koopt, ‘want waarom zou ik er een zonder tanden willen?’

Drama als drijfveer Vian Dakhil’s doel vandaag is Jezidi-vluchtelingen bezoeken die in afgeladen scholen, verlaten gebouwen en vluchtelingenkampen wonen, in een gebied dat in handen is van de Peshmerga in Iraaks Koerdistan. Het is haar eerste werkbezoek sinds de helikoptercrash. Ze loopt nog op krukken, maar maakt zich vooral zorgen om de mensen die ze gaat bezoeken. «Ze zijn alles kwijt», zegt ze. «Wat als ze boos zijn dat politici zoals ik niet genoeg voor hen doen?»

Even zijn ze in shock als ze haar en het konvooi vol beveiligers zien. Niemand wist dat ze zouden komen, omdat Dakhil haar schema voor de veiligheid geheimhoudt – zelfs haar familie weet van niets. Maar meteen daarna komt iedereen op haar af om haar te kussen, terwijl haar staf pakketten met kleding en toiletspullen uitdeelt. In razendsnel Engels vertaalt ze hun verhalen: «Deze vrouw moest met haar vier maanden oude baby toekijken hoe IS haar man en bejaarde ouders doodschoot. De dochters van deze vrouw, 13 en 15, zijn verkocht als seksslaven. De hele familie van deze man is vermoord.» Ze vraagt hem om hoeveel mensen het gaat. «Tweeëntwintig», zegt hij en barst in tranen uit.

«Vian geeft om ons», zegt een oude man. «Ze is onze enige hoop»

Ondanks hun eigen verdriet lijken de vluchtelingen zeker zo bezorgd over Dakhil. Ze vragen naar haar gebroken been en of ze wel goed eet (wat niet zo is, want in veertien uur heeft ze alleen een halve gesmolten Mars naar binnen gewerkt). Vlak voor het helikopterongeluk is ze ingestort in het Iraakse parlement, nadat ze de regering in een emotionele speech smeekte maatregelen te nemen om het uitroeien van haar volk tegen te gaan. Haar bevlogenheid zorgde ervoor dat zowel Iraakse als Amerikaanse troepen hulpgoederen voor de vluchtelingen gingen droppen, en dat er nu een troepenmacht vecht tegen IS. «We geven om Vian Dakhil omdat ze om ons geeft», zegt een oudere man. «Ze is onze enige hoop.»

Veel hoop heeft ze zelf niet: zelfs als IS wordt verslagen is het nog maar de vraag of de Jezidi ooit naar hun gebied kunnen terugkeren. Door de strijd is het volledig verscheurd. Hele generaties mannen zijn vermoord, veel vrouwen en meisjes kampen met de trauma's van oorlog, verkrachting en het stigma dat daar in hun cultuur op rust. «De problemen zijn enorm en we hebben hulp nodig», zegt Dakhil. «Dat ik nu bekend ben, is niet het resultaat van iets goeds, maar komt voort uit diepe ellende. Het dwingt me om me nog meer in te zetten voor de Jezidi's. Niets doen is geen optie.»

Tekst: Abigail Haworth  | Fotografie: Andrew Quilty | Vertaling en bewerking: Puck van de Heuvel