In vertrouwen: ‘Ik werd misbruikt door mijn zwakzinnige buurjongen’

Jeltje (35) is nog maar jong als ze door haar zwakzinnige buurjongen Jorik wordt misbruikt. Niemand in haar omgeving weet het, tot ze op latere leeftijd een soortgelijke situatie bij haar dochter ziet. “Ik heb met terugwerkende kracht gehuild, met een knuppel op een kussen geramd en al mijn woede en frustratie geuit tot ik niet langer kon.”

Doordeweekse middag

“Het begon toen ik een jaar of zeven, acht was. Die eerste keer vond plaats op een doordeweekse middag. Vermoedelijk heb ik die middag toen ik uit school kwam eerst limonade gedronken met een plak ontbijtkoek erbij, dat kregen wij namelijk altijd. Daarna heb ik tegen mijn moeder gezegd dat ik mijn buurmeisje Felice zou gaan ophalen, om samen buiten te spelen. Felice had een lichte verstandelijke beperking. Voor veel kinderen uit ons hofje was dat reden om niet met haar om te gaan of haar uit te lachen. Ik zag wel dat zij anders was, maar toch was ze mijn vriendin.

Syndroom van Down

Felice was er nog niet, zei haar moeder. Het busje waarmee ze elke dag van en naar school werd gebracht, kon wel elk moment komen. Haar oudere broer Jorik was al thuis, misschien had ik zin om met hem te spelen? Jorik had het syndroom van Down. Hij was groot en flink. Ik was altijd een beetje bang voor hem. Hij praatte vaak met zijn mond vol en rook raar.

Toch ging ik twee trappen op, naar zijn kamer. Niet zozeer voor hem, maar voor het geweldige cadeau dat hij voor zijn vijftiende verjaardag had gekregen: een bakkie, een radio waar we ook mee konden uitzenden. Hele dagen hadden we al met z’n drietjes om dat ding heen gezeten, muziek gedraaid en om de beurt door de microfoon gepraat. In mijn beleving gebeurde het meteen nadat ik over de drempel stapte: Jorik duwde me hardhandig op zijn bed, ging op me liggen en begon me uit te kleden. Eerst knoopte hij mijn bloes open. Daarna deed hij mijn riem los en trok hij ruw mijn broek naar beneden. Ik walgde van zijn zure adem en gele tanden. Van zijn handen over mijn huid. Ik gilde. Er was niemand die me hoorde. Naast het bakkie had Jorik nog een hobby: drummen. Om niet te veel geluidsoverlast te hebben, hadden zijn ouders de zolder geïsoleerd. Mijn stem bleef binnen de vier muren hangen.

Verbaasde blik

Die dag had ik geluk. Ik maaide zo wild om me heen en stribbelde zo hard tegen dat ik zijn bril van zijn gezicht sloeg, waardoor zijn aandacht even verslapte en ik uit zijn greep kon ontsnappen. Half uitgekleed rende ik twee trappen af, de keuken door waar zijn moeder aan het aanrecht groente stond te snijden. Haar verbaasde blik. Zijn gele tanden. De broccoliroosjes op haar snijplank. Het is raar hoe mijn geheugen werkte en bepaalde onbelangrijke details voorrang gaf op wat er werkelijk was gebeurd.

Doodsbang

In ons gezin was geen ruimte voor problemen of gevoelens. Er heerste een ongeschreven regel: als we het er niet over hebben, dan is het er ook niet. Mijn vader, mijn moeder en mijn zus heb ik geen van allen in vertrouwen genomen. Ik repte met geen woord over wat er was gebeurd.

De eerstvolgende keer dat ik Jorik zag, stond hij me op te wachten aan de achterkant van ons huis. Hij droeg een blauw conducteurspak, inclusief fluitje en stopbordje. De ouders, vonden het aandoenlijk als hij in dit kostuum over ons plein liep. Ze moesten om hem lachen. Ik niet – ik wist inmiddels waartoe hij in staat was en was doodsbang voor hem. Het had die dag aan één stuk door gesneeuwd, waardoor onze achterpoort zo erg klemde dat ik hem niet open kreeg. Dit was zijn kans. Hij greep me vast en vroeg hijgend of ik al borstjes had. Ritste mijn jas open. Zijn handen waren overal. Ook in mijn onderbroek. Doodsbang was ik. Temeer omdat hij zo sterk was en zeker drie koppen groter.

Op mijn hoede

Ik geloof dat ik uiteindelijk werd ‘gered’ door een buurvrouw die langsfietste, waardoor Jorik schrok en wegliep. Hoe vaak hij me heeft lastiggevallen, durf ik niet precies te zeggen. Wat ik wel weet, is dat ik veranderde: ik werd enorm bang en durfde nauwelijks meer buiten te spelen. Altijd op mijn hoede voor hem. Er waren weken dat hij me dagelijks stond op te wachten. Soms zelfs bij mijn school. Hij duwde me dan de bosjes in en deed niet alleen dingen bij mij, ik moest ook aan hem zitten. Mijn schoolresultaten gingen achteruit, ik was afwezig in de klas. Mijn eetlust verdween en ik had last van onverklaarbare buikpijn.

Zo plotseling als het misbruik begonnen was, zo abrupt eindigde het ook. Via Felice hoorde ik op een dag dat Jorik niet langer thuis woonde. Het ging niet meer, zei ze. Hij was verhuisd naar een instelling. In de weekenden mocht zijn familie op bezoek komen, en alleen op feestdagen kwam hij nog thuis. Die eerste week hing ik elke morgen uit ons doucheraam om te kijken of het echt zo was dat alleen het schoolbusje van Felice kwam voorrijden. Eerst zien, dan geloven.

Walgelijke herinneringen

Als puber maar ook als jongvolwassene heb ik nauwelijks aan Jorik gedacht. Alsof ik een boek had dichtgedaan en het daarna nooit meer opengeslagen had. En niet eens heel bewust. Ik was gewoon net als ieder ander druk met mezelf, met vriendinnen, uitgaan en vriendjes. Met een bijbaan en een studie. Er was niks vreemds met me aan de hand. Uit niets bleek dat er in mijn jeugd dingen waren gebeurd waren waar ik nu, later, nog last van heb.

Tot de zomer van 2016. Mijn man en ik waren door zijn tante uitgenodigd voor een barbecue op de camping. Het was mooi weer en ik keek ernaar uit. Mijn dochter van zeven ook; er was een speelweide en een groot zwembad. Na het zwemmen ging de barbecue aan. Niet alleen wij, maar ook de buren schoven aan. Ik schrok toen ik zag dat zij een geestelijk gehandicapte zoon hadden. Mijn dochter liep in bikini tussen de visite door. Toen de geestelijk gehandicapte jongen haar wenkte en vroeg of ze naast hem kwam zitten, deed ze dat natuurlijk gewoon. Ik hield het tweetal nauwlettend in de gaten. Opeens zag ik hoe hij haar natte haren en bolle wangen streelde. Er gebeurde iets in mij, de stoppen sloegen door. Ik werd misselijk. Voelde alles om mee heen draaien. Ik heb tegen mijn man gezegd dat ik me ziek voelde en naar huis wilde. De hele terugreis heb ik zitten snikken in de auto. Alles kwam naar boven, elk ranzig detail.

’s Avonds, nadat we onze dochter in bed hadden gelegd, heb ik het hele verhaal verteld aan mijn man. Met horten en stoten kwam het eruit. Hij vond het vreselijk voor me, maar was ook boos, onder andere op mijn ouders. Hadden ze echt nooit iets gemerkt? En de buurvrouw dan? Zij had me toch half naakt van de trap zien komen? Was er bij haar nooit een belletje gaan rinkelen? Of wist ze er wel vanaf en had ze daarom besloten dat Jorik niet langer thuis kon blijven wonen? Nu ik hardop had uitgesproken wat me als klein meisje was overkomen, werd ik overvallen door de meest walgelijke herinneringen. Ik kreeg moeite met slapen en kon me vaak niet goed concentreren. Op aanraden van onze huisarts ben ik naar een therapeut gegaan. Ik heb met terugwerkende kracht gehuild, met een knuppel op een kussen geramd en al mijn woede en frustratie geuit tot ik niet langer kon.

Ouderlijk huis

Nu, een jaar later, gaat het beter met me. Dingen vallen op hun plek. Opeens begrijp ik bijvoorbeeld beter waarom ik niet graag naar mijn ouderlijk huis ga. Het geheim dat ik daar als kind had, is nog altijd voelbaar voor me. Ik weet ook niet of ik het mijn ouders alsnog wil vertellen. De tijd is daar nu nog niet rijp voor. Laatst heb ik Felice gevonden, via Facebook. Ze vertelde me via de chat dat haar beide ouders kort na elkaar zijn overleden. Jorik is al langer dood, hij is niet ouder geworden dan twintig. Ze heeft niemand meer. Ik ben naar haar toegegaan. Het was vreemd om mijn oude buurmeisje weer te zien. Bij de tweede kop thee verzamelde ik alle moed en vertelde ik haar wat er was gebeurd en waarom ik vroeger opeens niet meer bij haar over de vloer kwam. Ze moest enorm huilen. Ze twijfelde geen moment aan mijn verhaal. Het leven met Jorik was moeilijk, vertelde ze. Ze herinnerde zich nog goed dat haar ouders meerdere keren op stel op sprong naar de instelling moesten komen om met de directeur te praten. Dan had hij weer iemand van het personeel of medebewoners lastiggevallen. Of haar ouders het vermoeden hebben gehad dat hij mij misbruikte en hem daarom uit huis plaatsten, kon ze me niet zeggen. Navraag doen kan ook niet meer.

Wat ik nu hoop, is dat buren, ouders en leraren alert blijven. Dat ze aan de bel trekken als ze iets vreemds signaleren, beter tien keer te veel dan één keer te weinig. Als Joriks moeder meteen die eerste dag had gevraagd wat er aan de hand was, en waarom ik zo halsoverkop naar beneden kwam zeilen, was mij in elk geval een hoop leed bespaard gebleven.”

Dit artikel verscheen eerder in Marie Claire december 2017. 

Tekst: Natasja Bijl | Beeld: iStock

Laatste nieuws