Als docent weet Sasja (34) als geen ander dat leerlingen soms het bloed onder je nagels vandaan kunnen halen. Ze had alleen nooit verwacht dat ze uit die frustratie een leerling in het gezicht zou slaan.
"Dat ene moment. Waarop ik mijn arm naar hem uitstak en gilde dat hij eens normaal moest doen. Een ijzingwekkende schreeuw, uit mijn mond of uit die van hem? Twee overblijfmoeders die het allemaal zagen gebeuren. En daar direct melding van maakten. Hoe ik de controle verloor. Ik heb deze minuten wel duizend keer opnieuw afgedraaid, als een film in mijn hoofd. In de hoop dat ik de band nog kon stopzetten voordat het zo vreselijk misging.
Lief en leed
Ik wilde voor de klas, zolang ik me kan herinneren. Als jong meisje was ik al druk met schriftjes, las ik poppen voor en schreef ik sierlijke krijtletters op mijn schoolbord. Op mijn 23ste rondde ik de PABO af. Op de school waar ik stage had gelopen, mocht ik meteen aan de slag voor groep 4. Toen ik, met hulp van mijn ouders, ook nog een huisje op steenworp afstand van mijn nieuwe werk kon kopen, kon ik mijn geluk niet op.
De eerste tien jaar in het onderwijs waren voor mij één groot feest. We hadden zo’n fijn docententeam, ik geloof niet dat ik ooit één dag met tegenzin naar mijn werk ben gegaan. Vrienden zeiden weleens gekscherend: ‘Sasja, die hoeft geen man. Die is al met haar werk getrouwd.’ Zo was het ook wel een beetje. Ik was de juf die als eerste de schooldeuren opende en als laatste wegging. Ik zat in de Paas-, Sinterklaas- en Kerstcommissie, maakte in vakanties een draaiboek voor het schoolkamp, schreef in de weekenden persoonlijke krabbels in rapportjes en keek huiswerk na. En als op zaterdagavond het schoolalarm afging, was ik degene die ging kijken of er echt iets mis was. Vergaderingen na schooltijd vonden in die beginjaren vaak bij mij thuis plaats, omdat dat gezelliger was dan in de koffiekamer. We deelden lief en leed en waren zoveel meer dan alleen collega’s.
De eerste barstjes ontstonden toen onze directeur met pensioen ging en er een nieuwe kwam. Die had heel andere ideeën had over het besturen van een school. Opeens hadden we het steeds meer over processen en regels dan over het belang van de kinderen. En waar onze vorige directeur de leerkrachten behoorlijk vrijliet – zolang de resultaten maar goed waren – werd er nu vreselijk op iedereen gelet. Ik kan me bijvoorbeeld goed herinneren dat ik op Dierendag een konijn mee naar school had genomen op verzoek van mijn leerlingen. Daar werd op directieniveau een heel groot punt van gemaakt. Hoe kon ik dit doen! Een maandje later werd ik weer op het matje geroepen. Ze vonden dat ik te vrij was met mijn leerlingen: ik at eens in de twee weken tussen de middag een broodje mee bij een van mijn leerlingen thuis. Daar keken de kinderen naar uit. Ik moest er acuut mee stoppen, zo werd er gezegd.
Voortand eruit
Er werd een aantal schoolactiviteiten geschrapt, feestjes die we al jaren vierden, in één klap van de baan. De sfeer veranderde. Ik zag hierdoor veel fijne collega’s vertrekken. Was ik ook maar gegaan, denk ik nu weleens. In 2016 ging ik lichtelijk overspannen mijn zomervakantie in. Dit kwam niet alleen door de directie, het was een optelsom. Overvolle klassen, het besluit om leerlingen met een diagnose als autisme of gedragsproblemen niet naar speciaal onderwijs te sturen, maar gewoon in het reguliere onderwijs te houden, en ouders die steeds vaker verhaal kwamen halen over het wel en wee in de groep.
Veel mensen beseffen het niet, maar ouders leggen veel druk op een leerkracht. Als ik vroeger straf kreeg of moest nablijven, zei mijn moeder: ‘Dan had je dat vast verdiend.’ Tegenwoordig heb je diezelfde middag nog een briesende moeder aan je bureau staan die het niet terecht vindt dat haar zoon- of dochterlief een waarschuwing heeft gekregen of na schooltijd de klas moet vegen. Diezelfde ouder zie je overigens niet op informatieavonden of tienminutengesprekken, zo gek!
Net voor die zomervakantie kreeg ik te horen dat ik het volgende schooljaar groep 7 onder mijn hoede zou krijgen. Ik stribbelde tegen, vond mezelf een leerkracht voor de onderbouw. Maar de directie had het min of meer al voor me besloten. ‘Met jouw ervaring Sasja! Daar draai jij je hand toch niet voor om?’
Die zomer knapte ik niet op. Ik rustte niet uit en twijfelde er enorm aan of ik op deze school moest blijven. In plaats van een paar weken echt afstand te nemen of op vakantie te gaan, ging ik bij oud-collega’s langs. Tijdens elk gesprek merkte ik hoe hoog het me zat dat de directie me gewoon groep 7 door mijn strot had gedrukt, terwijl ze wisten dat ik half overspannen was. Ik was altijd al iemand die haar werk mee naar huis nam, maar nu deed ik dat wel op een heel ongezonde manier. Ik maakte de balans op; dit werd mijn laatste schooljaar. Ik zou de komende tijd gebruiken om uit te kijken naar een andere baan in het onderwijs.
In september startte ik met 25 leerlingen, 18 jongens en 7 meisjes. Het was een drukke klas waarin veel werd gepest. Al in de eerste week brak er op het schoolplein een vechtpartij uit. Een van de jongens sloeg een ander een voortand uit zijn mond. Hoe kon dit gebeuren? En waar was de juf dan op dat moment? zo gonsde het door de gangen. Maar ik stond op dat ogenblik nog in de gymzaal, omdat er een smartphone en een paar dure gymschoenen uit een tas waren gestolen. Mailtjes van bezorgde ouders in mijn inbox – dit werd een pittig jaar, ik voelde het aan alles. Een van leerlingen die mij tot het uiterste dreef was Matthijs. En nee, even voor de duidelijkheid, het was geen vervelend joch, maar hij hoorde gewoon niet op het reguliere onderwijs thuis. Zijn gedragsproblemen waren te groot. Hij schreeuwde, gooide met boeken en liep vaak boos de school uit. Ik kon hem er gewoon niet bij hebben in de groep en kreeg het idee dat ik continu in een lastige spagaat zat, tussen hem en de andere leerlingen. Ik wilde een klassenassistent, maar daar was geen geld voor. In niets werd ik gesteund met deze moeilijke groep.
Vlakke hand
Op die bewuste morgen was Matthijs weer weggelopen. Ik belde zijn vader, die naar mijn idee laconiek reageerde. En dat terwijl ik met een enorme knoop in mijn maag zat. Wat als er iets was gebeurd? Natuurlijk pakte ik mijn fiets en ging ik zoeken. Net voor de middagpauze kwam hij doodleuk in de groep terug. Ik had het echt helemaal gehad. Door dit voorval waren mijn leerlingen, die twee uur in andere groepen waren ingedeeld, megadruk. Ik voelde een knallende koppijn opkomen en ging naar de directie om me ziek te melden. Ze zei: ‘Een paar uurtjes nog en dan is het weekend.’ Tijdens de middagpauze ging het weer mis. Matthijs kreeg ruzie en flipte volledig. Vanuit mijn lokaal zag ik het gebeuren. Op hoge poten liep ik naar buiten. Met elke stap werd ik bozer en bozer. Kon dat joch nou niet één middag normaal doen? Ik vroeg hem bij me te komen. Hij hoorde me, keek me even aan, maar draaide brutaal zijn hoofd om en ging verder met schoppen en treiteren. Ik registreerde twee overblijfmoeders. Ze stonden, met hun handen in hun zakken te kletsen. Waarom deden ze niets? Dan moest ik dit zelf maar weer oplossen. Een paar stappen naar hem toe, een vlakke hand op zijn wang. Pats! Een andere om zijn hals. Twee geschrokken gezichten van de overblijfmoeders, die alles hadden gezien. Het ging allemaal zo snel.
Verslagen zat ik even later bij de directie. Ik was te ver gegaan en kon de school per direct verlaten. Wat had me bezield? Ik was hot news. Ouders werden over mijn daad geïnformeerd. Er stond een dag later zelfs een busje van de lokale omroep op het plein; ik kon het vanuit mijn keukenraam zien en voelde me verschrikkelijk. Er waren collega’s die die dag bij me langskwamen. Ze hadden allemaal gezien dat het in de weken voorafgaand aan het voorval slecht met me ging. Toch was er niemand die ingreep, me naar huis stuurde of het voor me opnam als ik zei dat ik het echt niet aankon die groep 7. Dat is wat me nog het meeste dwarszit.
Ik heb een gesprek gehad met Matthijs en zijn ouders, om mijn kant van het verhaal uit te leggen. Zij reageerden goed en konden mijn onmacht enigszins begrijpen. Ook zij zitten soms met de handen in het haar vanwege het gedrag van hun zoon. Dit betekent natuurlijk niet dat ik zo had mogen handelen. Ik had mijn kalmte moeten bewaren.
Andere baan
Ik heb nu een eenvoudige kantoorbaan buiten ons dorp, waar niemand me kent. Er staat een groot bord in mijn tuin: ‘Te koop’. Het uitzicht op het schoolgebouw waar ik me jarenlang als een vis in het water voelde, is te confronterend voor me. Tien jaar heb ik voor de klas gestaan, vol passie en bezieling. Maar die ene middag in maart valt als een grote schaduw over al die fijne jaren.
Dit artikel verscheen eerder in Marie Claire januari 2018.
Tekst: Natasja Bijl | Beeld: iStock
- Side view full length shot of a sad depressed woman sitting on the floor and crying at home