Debbies leven wordt beheerst door dwang. Een groot deel van de dag besteedt ze aan het obsessief controleren van sloten, stekkers en elektrische apparaten. Soms is het zelfs zo erg dat ze van haar werk terug naar huis rijdt om de boel nog eens te checken.
Alles moest perfect
Debbie (27): "Mijn moeder was 41 toen ze mij kreeg en had niet meer op de komst van een baby gerekend. Er was haar zelfs verteld dat ze helemaal geen kinderen kon krijgen. Ik was een wonder. Misschien kwam het omdat ik enig kind bleef en daarom de volledige aandacht had, maar voor mijn gevoel werd er in mijn jeugd altijd op me gelet. Zowel mijn vader als mijn moeder keken constant naar hoe ik de dingen deed en tikten me bij het minste of geringste op de vingers.
Alles moest perfect bij ons thuis. Van het opruimen van mijn speelgoed en kamer tot het straktrekken van mijn dekbed. Ik heb het idee dat mijn ouders mij ook behandelden alsof ik ouder was dan ik in werkelijkheid was. Daardoor verwachtten ze dat ik bepaalde dingen al kon die eigenlijk nog te moeilijk voor me waren. Ik liep continu op mijn tenen en werd daardoor een angstig kind, altijd bang om fouten te maken of het niet goed genoeg te doen.
Vaste rituelen voor alles
Als je een bepaald basisvertrouwen mist, ga je je houvast vaak zoeken in de buitenwereld, zo is me later verteld. Ik zocht controle door übernetjes te zijn en alles, maar dan ook echt alles altijd op dezelfde manier op te ruimen en daar bepaalde rituelen voor de te creëren. Het begon heel onschuldig met een pennenbak waarin de potloden op kleur stonden, gum links, paperclips rechts. Maar al snel werd het wat dwangmatiger.
Zo herinner ik me dat ik voor mijn elfde verjaardag een zilver kettinkje met bijpassende oorbellen kreeg. Elke avond voor het slapengaan deed ik die oorbellen uit, altijd eerst rechts en dan links en dan legde ik ze op een schaaltje op mijn nachtkastje. Het kettinkje moest er in een hoefijzervorm omheen liggen. Dat luisterde heel nauw en mocht ook echt niet anders. Soms deed ik het wel twintig keer over. Natuurlijk viel het anderen op dat ik op bepaalde vlakken wel erg geordend was. Maar ik werd er tegelijkertijd ook om geprezen. Mijn omgeving had nog niet door dat ik de dingen allang niet meer ‘vrijwillig’ zo netjes deed en er altijd een bepaalde dwang achter zat.
Hoofd vol rampscenario's
Die dwangmatigheid begon nog meer toe te nemen toen ik op mijn negentiende op kamers ging. Bijna al mijn tijd en energie gingen zitten in de vraag of ik daar wel echt veilig was. De hele tijd dacht ik na over allerlei rampscenario’s, zoals inbraken, en vanuit die gedachten die zich steeds bleven herhalen, kwamen allerlei dwangmatige neigingen voort. Zo begon ik met het overdreven controleren van alle sloten en ramen voordat ik mijn kamer verliet, soms wel tien keer achter elkaar. Later, toen ik had gelezen dat er brand kan ontstaan door verhitte snoeren of smeltende stekkers, kwam daar het idee van brandgevaar en de controle van de elektra bij. Die tic heb ik nog steeds en dit kost me megaveel energie.
Voordat ik naar mijn werk ga, check ik alle stekkers. Staat de droger niet aan? Brandt het lampje van de vaatwasser nog? Hangt er geen losse telefoonoplader in een stopcontact? Staat mijn laptop echt uit? Kortsluiting in de meterkast is voor mij een ultieme nachtmerrie. Als gevolg daarvan sta ik heel vaak te kijken naar alle bedrading en stoppen. Het liefst zou ik er elke dag een monteur bij halen. Als ik het geld had, zou ik dat doen. Je wil niet weten hoe vaak ik onderweg naar mijn ouders aan de andere kant van het land in blinde paniek ben teruggereden omdat ik dacht dat mijn strijkijzer nog aan stond. Het zal je ook niet verbazen dat ik niet aan kerstversiering doe. Die lampjes en brandende kaarsen, ik moet er niet aan denken!
Steeds meer controlegedrag
Mensen kunnen het zich niet voorstellen, maar het is voor mij echt gekmakend als ik iets niet nog een keertje mag checken. Tegelijkertijd, en dat is het rare, weet ik wel dat het strijkijzer, de wasmachine en lampen uit staan en toch kan ik die impuls dan niet bedwingen. Wat ik heb gemerkt is dat de mate van dwang bij mij erger wordt als ik op andere gebieden van mijn leven veel stress heb.
Een paar jaar terug zat ik in een relatie die veel spanning met zich meebracht. Dat uitte zich in extra controlegedrag en op steeds meer vlakken. Niet alleen stekkers en sloten, maar ook het voer van de poes en het water in de ketel werden opeens een heel ding. En zo kwam er elke week wel iets nieuws bij. Naar mijn werk gaan was ook niet leuk meer. Ik stond uren eerder op om mijn hele controleritueel te kunnen uitvoeren. Eenmaal op kantoor had ik zoveel stress, omdat ik bijvoorbeeld twijfelde of ik de poort wel echt op slot en op de knip had gedaan, dat ik een smoes verzon om terug naar huis te kunnen. Dat probleem heb ik inmiddels ondervangen door mijn oom en nichtje, die bij mij in de straat wonen, in vertrouwen te nemen en een huissleutel te geven. Op sommige dagen stelt het me gerust dat zij even iets voor me controleren, maar op mindere dagen werkt het niet. Dan moet ik het gewoon met mijn eigen ogen zien.
Bevestiging zoeken
Werken an sich is nog steeds een hele onderneming voor me. Vanaf het moment dat ik de deur uit stap, ben ik alert en bang om iets te vergeten of over het hoofd te zien. Ik voel om de paar minuten of mijn laptop echt in mijn laptoptas zit en mijn portemonnee in mijn zak. Heb ik mijn treinkaartje nog? Is mijn telefoon wel voldoende opgeladen? Heb ik een lader mee in geval van nood? Steeds gaat mijn hand weer naar die jaszak of tas om bevestiging te krijgen dat alles in orde is. Eenmaal op kantoor controleer ik heel vaak of ik ingelogd ben en of ik wel correct uitlog als ik weer naar huis ga. Om krankzinnig van te worden gewoon! Twee jaar geleden was mijn dwangneurose zo erg dat ik in therapie ben gegaan. Sindsdien kan ik mezelf beter een halt toeroepen. Ik controleer nog wel, maar heb bijvoorbeeld met mezelf de afspraak gemaakt dat ik iets vijf keer mag checken, en daarna niet meer. Zo probeer ik het langzaam af te bouwen. Al vrees ik dat ik er nooit helemaal van af zal komen. Ik probeer om te leren accepteren dat mijn dwang nou eenmaal bij me hoort.
Moe in mijn hoofd
Ik heb een heel lieve vriendin en een paar maanden geleden zijn we gaan samenwonen. Maar hoeveel we ook van elkaar houden, het werd een grote ramp. Ik functioneer nog enigszins als ik weet waar alles ligt en er geen ander is die dingen kan verplaatsen, minder geordend is of later het huis verlaat en minder secuur is dan ik. Normaal was ik aan het eind van de dag al erg moe in mijn hoofd, maar door het samenwonen raakte ik echt aan het eind van mijn Latijn en was ik enorm overprikkeld. Ik had het idee dat ik niet alleen alles in en om het huis moest controleren, maar ook continu bij mij vriendin een oogje in het zeil moest houden. Het was geen doen, ook voor haar niet. Ze liep continu op eieren als ik in de buurt was. Als ze maar iets verkeerd wegzette, pakte ik het op en corrigeerde ik het. Ik leek mijn moeder wel! Het samenwonen werkte niet, hoe spijtig we dat ook vonden. We besloten dat zij weer terug zou gaan naar haar eigen appartement, dat ze goddank nog niet had verkocht. Gelukkig heeft de relatie zelf wel standgehouden, en nu kunnen we er soms zelfs om lachen hoe wij ooit hebben kunnen denken dat we samen onder één dak konden leven. Ja, ik zeg nu wel lachen, maar eigenlijk ben ik er vaak erg verdrietig over dat ik met al deze neigingen moet leven. Mijn tijd is kostbaar en ik vind het zonde dat ik mijn leven verdoe met alles in het werk stellen om rampscenario’s te voorkomen. Ik wil niet meer continu moeten controleren of alles wel in orde is. Ik wil niet meer bang zijn."
Dit artikel verscheen eerder in het september/oktober 2021 nummer van Marie Claire.
Tekst: Natasja Bijl | Beeld: Zohre Nemati (Unsplash)