In 2005 verbrak Vlinder's toenmalige vriend hun relatie. Veel liefdesverdriet en een depressie volgden, maar toen bleek dat Vlinder ook manische perioden doormaakte, werd de diagnose 'bipolair' gesteld.
Vlinder (39): “In 2007 is bij mij de diagnose bipolair gesteld. Daar is heel heftige periode aan voorafgegaan. Het begon in 2005, toen mijn toenmalige vriend, met wie ik jaren heb samengewoond, het uitmaakte. Ik belandde in een zwart gat, waar ik maar niet uit kon komen.
Na verloop van tijd werd het wel duidelijk dat er meer aan de hand was dan liefdesverdriet en het eventjes niet meer zo zien zitten. Er kwamen in die tijd veel dingen uit mijn jeugd naar boven. Zolang ik me kan herinneren heeft mijn moeder te kampen gehad met depressieve perioden waarin ze emotioneel totaal onbereikbaar was. Dat voelde als kind heel onveilig. Mijn vader deed zijn best. Doordeweeks probeerde hij naast zijn baan twee kinderen op te voeden en een huishouden te runnen. In de weekenden logeerde ik bij mijn opa en oma. Mijn moeder is meerdere keren gedurende een paar maanden opgenomen geweest in een psychiatrische inrichting. Als ze wel thuis was, zorgde ik, naarmate ik ouder werd, meer voor haar dan zij voor mij. Kortom, ik kom uit een gezinssituatie waar geen geborgenheid was, met een moeder die het leven niet aankon en mij niets kon bieden. Pas in de allerlaatste fase van haar leven kreeg zij de diagnose ‘bipolair’.
Jeugdtrauma’s
Om dit te ontvluchten ben ik al jong uit huis gegaan en gaan samenwonen. In die relatie stelde ik me zeer afhankelijk op. In 2005, toen alles uit elkaar spatte, werden mijn dagen dus donker– zo donker dat ik het leven niet meer de moeite waard vond, ik niet meer kon werken en het huis niet meer uit wilde. Ik besloot hulp te gaan zoeken en kwam met allerlei therapeuten in aanraking. In die therapie moest ik onder andere de trauma’s uit mijn jeugd aangaan en kreeg ik antidepressiva. Veel van die behandelingen werden niet vergoed. De nota’s stapelden zich op en niets hielp.
Langzaamaan drong het tot me door dat ik naar het ziekenhuis moest gaan en de juiste medicatie moest krijgen. Dat vond ik lastig. Mijn moeder is in haar ziekte nooit echt gehoord en heeft geen gerichte hulp gekregen. De medicijnen die zij voorgeschreven kreeg, hebben voor haar nooit gewerkt. In 2006 heeft zij zichzelf, na een eerdere zelf- moordpoging, van het leven beroofd. De laatste twee jaar van haar leven waren een hel. De artsen in het ziekenhuis hebben het tijdens die suïcidale periode nagelaten om haar op te nemen. Volgens mij wisten zij ook niet meer hoe haar te behandelen of hebben ze het helemaal verkeerd ingeschat, dat kan ook. Mijn vertrouwen in de gezondheidszorg was dus al niet te niet groot en ik was bang dat mij hetzelfde te wachten stond. Toch heb ik uiteindelijk de stap gezet om naar het ziekenhuis te gaan en me te laten onderzoeken, ook omdat ik naast depressieve ook steeds meer manische perioden kreeg, en ik wist dat een bipolaire stoornis zich ook pas in je twintiger jaren kan openbaren.
Alles in extremen
Ik snap dat bipolair zijn voor andere mensen lastig te begrijpen is. Ik kan plotseling omslaan naar neerslachtigheid en ook zo weer omslaan naar de andere, roekeloze kant. Daar is geen peil op te trekken. In depressieve tijden hang ik op de bank, is alles me te veel en heb ik geen energie. Eigenlijk is de dag me dan te lang, ik voel totaal geen blijdschap of interesse in dingen of mensen en denk vaak: ik kan beter dood zijn. Dat ‘zwarte’ is in die dagen een continue staat van zijn. Als ik manisch ben, zie ik het leven wel weer zitten en doe ik alles juist in overdreven vorm. Ik bruis van de energie, kan veel werken en heel lang opblijven, soms wel de hele nacht. Ik maak dagplanningen waarbij ik van hot naar her ren. Alles gaat in het extreme; ik blijf maar gas bijgeven, er is geen rem.
Ik ben op die manische momenten overmoedig in het nemen van beslissingen en het leggen van contacten, ook op het gebied van daten en in de omgang met mannen. Ik zie dan nergens gevaar en denk niet over consequenties na. In die manische periodes is er zeker wel eens misbruik van mij gemaakt, want ik vertrouw dan iedereen. Goedbedoelde adviezen als ‘Zou je dan nu wel doen’ sla ik volledig in de wind. Ik vind dat ik daadkrachtig ben, maar eigenlijk is roekeloos een betere omschrijving. Contact maken met vreemden loopt makkelijk – ik stik immers van het zelfvertrouwen – maar uiteindelijk stoot ik mensen en dus ook mannen af doordat ik veel te druk ben, te veel wil en te energiek ben. Ik verlies dan ook alle realiteit uit het oog. Zo heb ik in een manische periode een keer opeens besloten een eigen coachingpraktijk op te zetten. Ik geloofde daar heilig in en ging meteen een particuliere en een online opleiding volgen. Gelukkig ben ik er niet door in de schulden geraakt, maar ik heb wel in één klap een heleboel spaargeld uitgegeven. In de depressieve periode die volgde heb ik het idee van een eigen praktijk weer laten varen. Ik kon het helemaal niet aan om dat eigen bedrijf te hebben. Ik wist niet eens hoe ik de dag door moest komen. Het idee alleen al!
In een manische periode ben ik in alles te overweldigend en overheersend voor mensen, waardoor mijn omgeving me niet meer kan volgen. Tijdens die perioden schijnt de zon 24 uur per dag, in depressieve perioden is het 24/7 donker. Uiteindelijk kreeg ik de diagnose ‘bipolair type 2’.
Huilden op de werkvloer
Ik slik nu medicijnen die de rauwe randjes wegnemen en die volledig op mij zijn afgesteld, zowel in de ‘uppers’ als in de ‘downers’. Het heeft een tijdje geduurd om de juiste medicatie te vinden; het moest aanslaan en daar is tijd voor nodig. Eerst kreeg ik bijvoorbeeld een medicijn waar ik zó afwezig van raakte dat ik me een soort zombie voelde. Van het huidige medicijn is de dosis al van 25 naar 75 milligram gegaan, dat is best veel. Deze medicijnen zijn ook behoorlijk zwaar, ze vallen onder de Opiumwet. In de ochtend slik ik pillen die de onderkant, het depressieve tegengaan, in de avond neem ik een medicijn in dat ervoor zorgt dat ik uit de pieken blijf en kan slapen. Een medicijn werkt voor mij goed als ik de dag redelijk door kan komen, maar nog altijd is het zwaar om te functioneren.
Werken voor een werkgever is helaas ondenkbaar. Ik heb het jarenlang geprobeerd, maar zelfs een redelijk eenvoudig baantje als post bezorgen gaf me al te veel druk. Ik hees mezelf elke morgen uit bed en barstte op de werkvloer in huilen uit. Ik was bijzonder emotioneel en kreeg het werk sim-elweg niet gedaan; alles in mij verkrampte. Het lukte me niet om informatie en prikkels te filteren. In stabielere perioden was ik ook altijd bang voor wat er weer zou komen als ik me minder zou gaan voelen. Dat gaf nog eens extra stress, waardoor je in een spiraal van angst terechtkomt. Contracten werden uiteindelijk ook nooit verlengd. Geen werkgever die mij in dienst wil. In 2013 ben ik volledig afgekeurd. Sindsdien zit ik thuis. Ik leef nu volledig van een uitkering. Dat vind ik heel bitter. Ik denk vaak aan de levens van anderen – mensen bij wie de wekker elke morgen afgaat om naar het werk te gaan. Dat ik niet bijdraag aan de maatschappij doet me echt pijn. Ik ben blij dat ik mijn verhaal kan vertellen, en hoop begrip te krijgen van de mensen die dit lezen. Het is namelijk echt zwaar om psychisch ziek te zijn. Mensen zien het niet aan je; je kunt beter een gebroken arm hebben.
Hypnotherapie
Wat ik overdag doe, is wandelen. Verder merk ik dat ik het fijn vind om creatief bezig te zijn – dan ben ik even uit mijn hoofd. Soms drink ik koffie in het inloophuis van de GGZ, waar ik een praatje maak. Voor € 1,50 kan ik daar eens per week ontbijten. Ik leef echt bij de dag, verder kijken lukt me niet. Of ik erfelijk belast ben? Ja, ik weet wel dat een bipolaire stoornis in de genen zit, maar het een en ander zal ook zeker versterkt zijn door alle trauma’s die ik als kind heb opgelopen.
Naast medicijnen krijg ik wekelijks hypnotherapie. Dat traject heb ik zelf ingezet, want de reguliere gezondheidszorg gelooft er helemaal niet in dat dat kan helpen. Wat ik merk, is dat hypnotherapie bijdraagt aan de acceptatie van mijn ziekte en dat het me leert met afstand naar de verstandhouding met mijn moeder kijken. Het is altijd mijn angst geweest net zo te worden als zij. Maar ik kom er wel steeds meer achter dat zij haar deel had en ik het mijne. Ik ben mijn moeder niet.”
Dit artikel verscheen eerder in Marie Claire december 2018.
Tekst: Natasja Bijl | Beeld: Adobe Stock