Eva Hoeke: Aardappelpuree

Journalist Eva Hoeke (35) schrijft over leven, lusten en dertigersbesognes. Het is even wennen voor Eva, dat samenwonen. Aan zijn onhebbelijke gewoont

Journalist Eva Hoeke (35) schrijft over leven, lusten en dertigersbesognes. Het is even wennen voor Eva, dat samenwonen. Aan zijn onhebbelijke gewoontes, aan de buurtbewoners maar vooral aan die nieuwe supermarkt.

En toen woonden we samen, De Man en ik. Over de eerste dagen kan ik kort zijn, die waren verschrikkelijk. Niks ten nadele van hem hoor, maar die man kan niet weggooien, en dus tilde ik op de verhuisdag niet alleen tienduizend dozen met boeken, tijdschriften en oude kranten naar boven – de lieverd schrijft ook, dan krijg je dat – maar ook een kapotte stoel, drie printers (drie!) en de kampeerset van zijn ex, wat de druppel was, want ik heb een hekel aan eh, kamperen.

Ineens hele dagen bij elkaar zijn was ook nogal wennen, ik zeg het maar eerlijk. Andere ritmes, andere gewoontes. Waarom pakt iemand elke dag een nieuwe handdoek? Waarom zou je een leeg pak sap terugzetten in de ijskast? En het cliché der clichés: waarom zou je je bordje na gebruik niet gewoon even opruimen, in plaats van die in de gootsteen te laten staan? Inzake gebruikte huisraad bestáán geen gelukkige vinders.

Zelfs iets kleins als de nieuwe supermarkt bleek wennen. Allereerst was daar bij binnenkomst een balie die was ingericht als verzamelpunt voor de Voedselbank. De nieuwe buurt was kennelijk betrokken bij het leed dat speelde in andere buurten. Op een briefje was te lezen wat de Voedselbank nodig had: olie of azijn, vis of vlees in blik, houdbare melk of limonade. «Op dit moment hebben we alleen nog behoefte aan aardappelpuree», zei een meisje met een polo en grote, blauwe ogen. «De rest hebben we al.»

In het gangpad met wijn en bier – daar stond ik niet voor niets, zie begin van dit stukje – werd ik bijna onder de voet gelopen door een knappe vader met een dito dochter, ik schat een jaar of zes, die naarstig op zoek waren naar dingen die de Voedselbank in ieder geval niet zouden bereiken. «Ik wil geen asperges, ik wil zeekraal», jengelde het meisje, wat even onrealistisch klonk als De Man die om een dweiltje vroeg. «Heel even wachten Benthe», zei de vader terwijl hij het etiket las van een biologische Palo Alto. «Papa komt zo.»

Toen ik de door De Man bestelde Corona’s niet kon vinden – ook zo iets, dat drinkt-ie anders nóóit – vroeg ik een voorbijganger of ik misschien iets over het hoofd zag. De vrouw, bruine ogen, jaar of dertig, Gucci-tas, keek me aan, glimlachte en zei toen: «O, daar ben je te laat voor, die zijn al weg. Corona’s zijn altijd een probleem hier.»

Laatste stop was het gangpad met de conserven, de bouillonblokjes en de aardappelpuree, waar wel tien verschillende soorten van waren. Toen ik hurkte en het na twee minuten nog niet wist, werd ik op mijn schouder getikt. Een vrouw met korte krulletjes, een naamkettinkje om haar hals – Joop – en kleine pretogen, zei: «Is het voor de Voedselbank? Gewoon die van Euroshopper nemen, pop. Hartstikke lekker, daar heb ik onze jongens ook mee grootgebracht.» Ze pakte er zelf ook een, gaf me een knipoog en duwde toen de kar weer verder – haar man, ik denk Joop, er in een drafje achteraan.

En ineens voelde ik me een beetje thuis.

Laatste nieuws