4 Nederlandse vluchtelingen vertellen hoe het is om te vluchten

Gevlucht om te overleven Iedereen heeft wel een mening over de vluchtelingencrisis.

Gevlucht om te overleven

Iedereen heeft wel een mening over de vluchtelingencrisis. Maar wat doen de beelden met je als je zelf ooit gevlucht bent naar Nederland? Vier vrouwen vertellen hun verhaal. “Ik kreeg flashbacks naar mijn eigen vlucht.”


Vluchtelingen
Ghalia Elsrakbi kwam in 2000 als politiek vluchteling vanuit Syrië naar Nederland. Ze is nu 37 jaar oud, kunstenaar en docent. Ze maakt deel uit van kunstenaarscollectief Foundland dat zich sinds 2011 richt op het Midden-Oosten en de Arabische Lente. Daarnaast doceert ze ook op de American University in Caïro, Egypte.
“De huidige vluchtelingenstroom is voor mij hartverscheurend om te zien. Het is een probleem van de hele wereld en ik weet niet wat de oplossing is. Als kunstenaar heb ik veel verhalen van vluchtelingen verzameld. Wat opvalt, is hun levenslust. Velen willen werken of studeren, ook om pijnlijke ervaringen te vergeten. Ik snap de onrust in Nederland, maar ik denk ook dat veel media en mensen in de politiek daar misbruik van maken. Tuurlijk, het is geen roze wolk, het zijn mensen uit een oorlogsgebied, sommigen zijn aardig, anderen niet. Maar laten we ze vooral zien als mensen, niet als cijfers. En alles achterlaten wat je liefhebt, doe je niet voor niets. Mijn ouders vonden het destijds egoïstisch dat ik voor mezelf koos, maar ik weet nu dat het de juiste keuze was. Ik wilde me ontwikkelen en de vrijheid hebben om mezelf uit te kunnen drukken. Nu kan ik via mijn werk bruggen slaan tussen het Midden-Oosten en het Westen.
Toen mijn vriend bedreigd werd door de geheime dienst, wisten we dat het tijd was om te vertrekken. In Syrië wordt kunst gezien als een hobby die je zeker niet mag gebruiken om dingen te bekritiseren en veranderen. Op de kunstacademie waar mijn (inmiddels ex-)man docent was en ik tweedejaars student, werd alles gecontroleerd en gecensureerd door het toenmalige regime. Naaktmodellen mochten niet, onderzoek doen naar taboe-onderwerpen ook niet. Mijn man probeerde dat te veranderen, maar werd onder druk gezet door de leiding van de universiteit. Hij vluchtte via Turkije naar Nederland en ik ben hem gevolgd. Ik was niet voorbereid op de verandering. Je bent alleen in een vreemd land, zonder familie en vrienden, je kent de taal en cultuur niet en tijdens de asielprocedure kun je weinig. Het lijkt alsof niemand wil dat je integreert. Om te kunnen studeren, moest ik snel de taal leren. In ruil voor Nederlandse les ben ik daarom in een opleidingscentrum Engelse les en computer- en vormgeefles gaan geven. Na twee jaar kon ik met een subsidie van het Universitair Asiel Fonds verder met de kunstacademie. Maar de stress bleef: elk jaar was het de vraag of ik nog mocht blijven. Je leeft van dag tot dag. Je moet niet in het verleden blijven hangen, maar ook de toekomst is onzeker.”

Van carrièrevrouw tot vluchteling: de 24oo kilometer lange reis van een Syrische moeder >>

Tahmina Akefi
Tahmina Akefi vluchtte 21 jaar geleden op 12-jarige leeftijd met haar familie uit Afghanistan naar Nederland. Ze is nu 32 en journalist. In 2011 schreef ze de deels autobiografische roman ‘Geen van ons keek om’.
“Als ik de vluchtelingen van nu zie, moet ik altijd aan onze situatie van twintig jaar geleden denken. Ze zitten in hetzelfde schuitje, alleen hebben zij nu te maken met de toenemende haat en angst tegenover vluchtelingen. Daar maak ik me zorgen om. Want waar is die op gebaseerd? Hoeveel hebben zich er al schuldig gemaakt aan verkrachting? Als ik nu weer zou moeten vluchten, zou ik daarom niet naar Nederland gaan. Ik vind het heel erg wat er allemaal wordt geroepen. Het is niet persoonlijk tegen mij gericht, maar wel tegen mensen uit dezelfde hoek. En ik voel me verbonden met hen. Het raakt mij.
Negen was ik toen de oorlog begon. Na een bombardement in onze buurt zijn we binnen Afghanistan van de ene plek naar de andere gegaan, op zoek naar veiligheid. Veel buren hebben het niet overleefd, mijn familie gelukkig wel. En dat was niet omdat we een overlevingsstrategie hadden, maar puur geluk. Mijn ouders wilden niet weg, hoopten dat de oorlog zou eindigen, maar na drie jaar zijn we toch gevlucht. In Nederland werden we heel hartelijk ontvangen. Op school was ik de échte buitenlander, iedereen was geïnteresseerd in mijn leven. Tijdens de oorlog had ik niet naar school gekund; leraren waren gevlucht en door het steeds maar verhuizen had ik op het eind niet eens meer een pen. Ik was daarom extra gemotiveerd om hier mijn dromen waar te maken. Ook voor mijn ouders, die om mij een beter leven te geven hun thuisland hadden verlaten. Bij tegenslagen is dat een extra motivatie om door te gaan. In 2006 ben ik teruggegaan naar Kabul. De oorlog had de stad in drie jaar tijd teruggeworpen naar de Middeleeuwen. Heel verdrietig om te zien. Op elke hoek stonden bedelaars, kinderen die vanaf een jaar of drie moeten werken om te overleven. Ter plekke besloot ik om daar mijn boek te schrijven.”

De Nederlandse Kristel hielp vluchtelingen op Kos >>

Tina Ehrami
Tina Ehrami vluchtte 28 jaar geleden op 8-jarige leeftijd met haar familie van Iran naar Pakistan. Na anderhalf jaar vluchtten ze naar Nederland. Ze is nu 35 en werkt als adviseur wijkaanpak voor de Gemeente Den Haag.
“In mei liep ik samen met twee collega’s 40 kilometer voor de Nacht van de Vluchteling. De laatste 10 kilometer kwamen de tranen. De tocht verbond me met de mensen die nu aan het vluchten zijn en ik kreeg flashbacks naar mijn eigen vlucht 28 jaar geleden. In 1979 brak in Iran de revolutie uit, de koning werd afgezet en mensen uit de onderlaag van de samenleving grepen de macht. Mijn familie was door hard werken redelijk welvarend en daarom werden ze bijna dagelijks bedreigd en geterroriseerd. Toen ik drie jaar was, zijn we naar Denemarken en Canada gevlucht. We gingen op mijn achtste terug naar Iran in de hoop dat de situatie beter was, maar het was juist erger. Op het vliegveld het land uit werden we tegengehouden. We stonden op een zwarte lijst, omdat we eerder het land uit waren gevlucht. Daarna zijn we het land uit gesmokkeld via Pakistan. Ik weet nog dat we in een pick-uptruck zaten. We reden door bergachtig gebied en ik zat op schoot bij mijn moeder. De chauffeur zei: ‘Als we bij die witte paal zijn, zet ik de muziek aan en zijn we veilig.’ Mijn moeder had lange nagels en het bloed stond in haar handen van het knijpen door de spanning. Toen de muziek aanging, begon ze te huilen. In Pakistan werden we overgeleverd aan de volgende smokkelaar die geld rook en ons anderhalf jaar aan het lijntje hield. Uiteindelijk zijn we met valse papieren naar Nederland gevlucht. Eenmaal hier voelde het als een verademing. Ik hoefde niet meer de hele dag op mijn hoede te zijn. Omdat ik tijdens het vluchten niet naar school had kunnen gaan, werd ik een boekenwurm. Ik ben ambitieus, vind het belangrijk om alles uit mezelf en uit het leven te halen. En ook iets terug te geven aan de maatschappij.
Vluchten is een emotioneel trauma dat je altijd bijblijft. Je doet het niet om te profiteren van een land, zoals nu wel eens wordt gezegd. Je verlaat je familie, vrienden, hebt geen ouderlijk huis meer en al je spullen laat je onderweg achter. Wij kochten van ons laatste spaargeld de treinkaartjes naar het AZC. Dan voel je je zo naakt en kwetsbaar, dat breekt een mens vanbinnen.”

Yasmine Colijn werkt in een vluchtelingenkamp in Koerdisch Irak >>

Ekaterina
Ekaterina Levental vluchtte 23 jaar geleden op 16-jarige leeftijd met haar familie vanuit Oezbekistan naar Nederland. Ze is nu 38 en operazangeres. Ze werkt als soliste bij onder andere De Nationale Opera en treedt op met een solovoorstelling over haar eigen leven: ‘De Weg’.
“Na een zeer zware reis van drie jaar, door allerlei landen, kwamen we op Amsterdam Centraal aan. Het was november, donker en heel koud. In onze zoektocht naar een politiebureau belandden we op de Wallen. Het was gigantisch druk en dan die enorme perversiteit die ik als kind nog nooit had gezien. Ik voelde me totaal ontredderd. Wie zou ons hier helpen? De politie bracht ons naar het asielzoekerscentrum in Gilze en Rijen. Daar kwam de tweede schok. We werden zó warm ontvangen, een vrouw pakte direct het slapende kind van mijn moeder over. Dat voelde als zo’n teken van medemenselijkheid. Ik weet nog dat ik dacht: ik sta hier in een nieuw land, waar niemand ons kent en we krijgen een warm onderdak en zelfs schoon beddengoed.
Na de val van de Muur in Duitsland viel de Sovjet-Unie langzaam uit elkaar. Het moslimfundamentalisme groeide in Oezbekistan en niet-Oezbeken werden gediscrimineerd. Zo waren er bij de winkels rijen voor Oezbeken en niet-Oezbeken, en werd ik als Jood op zomerkamp uitgescholden. Als samengesteld gezin – mijn stiefvader was Russisch, mijn moeder Joods – met vijf kinderen werd het te gevaarlijk daar; mijn stiefvader was echt bang voor fysiek geweld.
In totaal hebben we anderhalf jaar in verschillende centra door-gebracht. Dat was moeilijk, want we deelden met het hele gezin één kamer. In zo’n kamp voel je je uitgesloten van de maatschappij, want je kunt heel weinig. Ik was als 16-jarige te oud voor de basisschool en te jong voor een cursus Nederlands. Uiteindelijk kon ik via via harp studeren aan het conservatorium en daarna nog zang doen. Dit was voor mij het kantelpunt in mijn vlucht-?verhaal: ik had iets om naartoe te groeien, er was iets wat ik ?wilde bereiken.
De huidige vluchtelingenstroom vind ik heel tragisch en ook het feit dat er in mensen zoveel angst voor onbekende groepen schuilt. De massaliteit van social media zorgt ervoor dat die angst sneller wordt gevoed, dat was er vroeger niet. Ik denk dat menselijkheid het uitgangspunt moet zijn. Kijk eerst naar de ander als mens. Zoals die vrouw mijn broertje overnam van mijn moeder. Die warmte is me altijd bijgebleven.”

Deze vrouwen zijn de schrik van IS >>

Laatste nieuws