Niemand had door dat Marley een hersenbloeding had: 'Omstanders dachten dat ik dronken was'

"Opeens voelde ik een stevige hand op mijn schouder. Het was de bedrijfsleider, die me sommeerde de winkel te verlaten en thuis mijn roes uit te slapen. Huilend draaide ik me om. Wat was er toch aan de hand? Het was alsof ik in een vreselijk nare droom was beland."

Een bezoekje aan de supermarkt pakte vreselijk uit voor Marley. Ze krijgt namelijk een hersenbloeding en in plaats van dat ze geholpen wordt, keren mensen haar de rug toe omdat ze denken dat ze dronken is. Pas als een politieagente doorheeft dat haar mond scheef hangt, wordt er eindelijk een ambulance gebeld.

Kleine boodschap

"Die dag in mei waarop mijn hele leven veranderde, begon heel gewoon. Het was een vrijdag, m’n vrije dag. Mijn partner Krijn werkte altijd thuis op vrijdag en ving ’s middags de kinderen op, zodat ik echt iets voor mezelf kon doen. Sinds een paar weken had ik het hardlopen weer opgepakt en me aangesloten bij een hardloopclubje bij ons in het dorp. In trainingspak en met een petje op verliet ik het huis. Hoewel ik me op zich best goed voelde, viel het rondje joggen me zwaarder dan anders. Ik dacht dat het aan de warmte lag of aan het feit dat ik toe was aan vakantie. Misschien was ik wel iets te fanatiek begonnen en had ik het langzamer moeten opbouwen. Eenmaal terug in de auto werd ik wat misselijk, maar het zakte weer toen ik een liga en een grote slok water had genomen.

Op de weg terug naar huis belde Krijn. Hij vroeg of ik het leuk vond om ’s avonds vrienden uit te nodigen voor het eten, iets wat we wel vaker spontaan deden. Ik keerde om bij de rotonde om nog even langs de supermarkt te gaan voor wat kleine boodschappen. Ik vond een parkeerplek vlak bij het winkelcentrum en gewapend met een boodschappentas zocht ik tussen de andere auto’s door mijn weg naar de ingang.

Ineens begon alles om me heen te draaien. Mijn benen werden zo slap als spaghettislierten en konden me bijna niet meer dragen. Ook mijn armen voelden slap en ik liet m’n tas vallen. Ik boog voorover, wilde ’m oprapen, plus alle spullen die eruit waren gerold. Ik zag mijn mobiel, een lippenstift en twee pennen op het asfalt liggen. Alles gebeurde als in slow motion. Toen zakte ik in elkaar en werd het me zwart voor de ogen.

Ik raaskalde maar wat

Ik weet niet hoe lang ik op de parkeerplaats heb gelegen. Wat ik wel heb begrepen, is dat niemand me zag liggen tussen de auto’s. Op een gegeven moment krabbelde ik overeind. Mijn handen waren geschaafd en ik had een vreselijke hoofdpijn. Mijn eerste reactie was Krijn te bellen, maar dat lukte niet want mijn mobiel lag in gruzelementen. Ik voelde paniek opkomen en liep naar de winkel om hulp te vragen. Iemand moest Krijn voor me bellen, ik voelde me zo slecht. Mijn hoofd bonkte vreselijk.

Ik probeerde vooruit te komen, maar zwalkte van links naar recht en elke stap kostte me moeite. Bij de ingang van de supermarkt wilde ik aan een vrouw uitleggen dat ik was gevallen en dat ze iemand voor me moest bellen, maar de woorden die uit mijn mond kwamen klonken vreemd en totaal niet zoals ik ze had bedacht. Ik raaskalde maar wat. De vrouw in kwestie trok haar schouders op en draaide zich om. Ze keek me aan alsof ik niet goed geworden was en ze niks met me te maken wilde hebben. Ik schoot iemand anders aan. Ook deze man begreep me niet en maakte zich snel uit de voeten. Ik keek radeloos om me heen. Het was net alsof ik een andere taal sprak en niemand me kon verstaan. Intussen voelde ik me met de minuut beroerder.

Thuis mijn roes uitslapen

Opeens voelde ik een stevige hand op mijn schouder. Het was de bedrijfsleider, die me sommeerde de winkel te verlaten en thuis mijn roes uit te slapen. Een dronkaard wilde hij niet binnen hebben, en hij zei dat ik zijn klanten lastig viel. Huilend draaide ik me om. Wat was er toch aan de hand? Het was alsof ik in een vreselijk nare droom was beland.

Ik liep naar de bloemenstal en struikelde over een paar lege plastic bakken die buiten stonden. Opnieuw lag ik op straat en nu in de nattigheid. Er werd een ambulance gebeld, althans dat dacht ik. Even later stonden er twee politieagenten voor me die zeiden dat ze me gingen meenemen naar het bureau. De man was heel stellig, maar de vrouwelijke politieagent hurkte bij me neer en vroeg me steeds weer wat er was gebeurd. Ze hoorde het woordje ‘gevallen’ en kennelijk ging er opeens een lichtje bij haar op.

Ik hoorde haar tegen haar collega zeggen dat mijn rechter mondhoek wat naar beneden hing en dat ze een ambulance ging bellen. Wat? Mijn mondhoek hing naar beneden? Praatte ik daarom met dubbele tong en was ik nauwelijks te verstaan? Ik wilde zo ontzettend graag Krijn bellen. Waarom wist ik precies waar ik was en wat ik deed, maar waren mijn bewegingen en spraak zo traag en verward? Weer werd het zwart voor mijn ogen.

Meteen naar de operatiezaal

Van de rit naar het ziekenhuis kan ik me nog maar weinig herinneren. Wel weet ik dat er onderweg allerlei onderzoeken werden gedaan. In het ziekenhuis kreeg ik meteen een scan en het volgende moment werd ik een operatiezaal in gereden. Al die angstige momenten beleefde ik in een waas. Mijn zicht nam steeds verder af en mijn wereld werd almaar kleiner. Ik hoorde stemmen, voelde handen en toen was er heel lang niks.

Een hoog gepiep wekte me. Iemand hield mijn hand vast. Ik hoorde de stemmen van Krijn en mijn moeder. Ik had geen idee waar ik was en wat er allemaal gebeurd was. Krijn zei sussend dat ik moest rusten en dat hij bij me bleef. Ik zakte weer weg in een diepe slaap. Het volgende ogenblik waarop ik wakker werd, bevond ik me in een andere ruimte. Een man, waarschijnlijk een arts, vertelde dat ik een hersenbloeding had gehad als gevolg van een aneurysma – een uitpuilende hersenslagader die iets gescheurd was – en dat ik met spoed geopereerd was. De operatie was geslaagd. Ik moest nu rusten en revalideren."

Woorden kwijt

In de periode daarna voelde ik me vaak verward en gedesoriënteerd, en sliep ik heel veel. De eerste weken zouden cruciaal zijn. Hierin zouden de gevolgen, de zogenaamde restschade, aan het licht komen. Kon ik nog wel alleen naar het toilet? Hoe zat het met mijn geheugen en zou mijn zicht verbeteren? Alles trok als in een droom aan me voorbij. Krijn en de kinderen zaten veel bij me op bed en kletsten tegen me. Soms zette Krijn muziek op die ik mooi vond of hij las me voor.

De eerste verandering die ik opmerkte was dat mijn ledenmaten langzaam maar zeker weer normaal gingen functioneren. Ik kreeg weer kracht in mijn handen, zag kans zelf een bekertje water naar mijn mond brengen, en dat ook nog zonder te morsen. Mijn zicht had ik bijna helemaal terug en ik kon zien hoe blij Krijn was als er weer iets nieuws lukte, maar ook hoe bezorgd hij was over mijn spraak, die echt beroerd was. Ik was continu naar woorden aan het zoeken. In mijn hoofd ging het goed, maar op een bepaalde manier maakten mijn hersenen niet de vertaalslag naar de juiste formulering.

Tikkende tijdbom

Omdat ik me had voorgenomen qua revalidatie voor het maximale te gaan, koos ik voor een programma waarbij ik werd opgenomen in een kliniek waar ik dagelijks vijf uur getraind werd om beter en sterker te worden. Die weken zonder Krijn en mijn kinderen – het werden er uiteindelijk twaalf – waren de allergrootste beproeving in mijn leven. Soms raakte ik zo gefrustreerd over alles wat me niet lukte. Tot voor kort was ik een duizendpoot en een ster in multitasking, maar nu niet meer. Even snel douchen, kleren klaarleggen, een boodschappenlijstje maken, een briefje schrijven; het ging voor geen meter. Waarom bleef ik zo met mijn linkerbeen slepen? En waarom had ik niks aan voelen komen? Ik was altijd zo fit als een hoentje en had nooit hoofdpijn, toch had er een tikkende tijdbom in mijn hoofd gezeten. Ik kreeg tig kaarten, ballonnen, appjes en cadeautjes, maar ondanks al die lieve mensen om heen en de experts die me zo vakkundig begeleidden, voelde ik me eenzaam in mijn proces.

Op een dag zei een van de therapeuten dat ik in de rouw was. Ik had mijn gezondheid en het onbezonnen in het leven staan verloren. Daarmee sloeg hij de spijker op z’n kop. Ik schreef een emotionele brief naar Krijn waarin ik hem vertelde dat ik niet meer de oude was en dat ik dat nooit meer helemaal zou worden. Ook schreef ik dat ik het zou snappen als hij niet meer met mij verder wilde, maar er toch op hoopte samen oud te worden. Ik denk dat ik met die brief een begin maakte met het accepteren van mijn lot. Van ons beider lot. We zijn niet meer wie we waren vóór mijn hersenbloeding.

In het dagelijks leven ondervind ik nog altijd hinder van mijn hersenbloeding, ook al is het driekwart jaar geleden. Ik kan weinig aan. Mijn baan als receptioniste heb ik moeten opzeggen, omdat ik me niet goed meer kan concentreren. Noodgedwongen kies ik voor een heel andere invulling van mijn dagen. Wat ik vooral lastig vind, is iets proberen op te halen uit mijn geheugen; kleine dingen als wachtwoorden of hoe ik iets ook weer moet doen. Van te veel prikkels word ik helemaal gek en moe. Ik ben ook stukken emotioneler dan ik ervoor was. Gelukkig is er ook dankbaarheid. Ik ben er nog! Er zijn zoveel mensen die een hersenbloeding krijgen en het niet meer kunnen navertellen. Ik draai nog mee, zorg voor twee kinderen en doe vrijwilligerswerk bij de voedselbank. Bovendien ben ik nog jong en zijn mijn hersenen nog zo plastisch dat revalidatie mogelijk was. Ik kan nog niet lang en aan één stuk praten. Dit interview heb ik gedaan met hulp van Krijn; alleen had ik het niet gekund. Toch wilde ik graag mijn verhaal doen. Ik hoop dat de mensen die dit lezen en wellicht ooit in een situatie komen waarbij iemand om hulp vraagt, wel meteen de ambulance bellen. Ook bij een jong iemand. Dit is echt een zaak van leven of dood."

Dit artikel verscheen eerder in Marie Claire Maart-April 2023. 

Tekst: Natasja Bijl | Beeld: Adobe Stock